De Amigoe di Curaçao meldde op 4 februari 1933 dat kort daarvoor Percy Cohen Henriquez aan de Polytechnische Hoogeschool te Delft cum laude was afgestudeerd als scheikundig ingenieur. ‘De nieuwe ingenieur is pas 23 jaar oud. Onze gelukwenschen’, zo voegde een redacteur toe aan het bericht over de jonge man die op 26 juni 1909 op Curaçao was geboren.
door Aart G. Broek, verschenen onder de titel ‘Een weerbarstige Curaçaoënaar’ in Amigoe-Ñapa (Willemstad, Curaçao), 9 oktober 2015.
Percy was de zoon van de garnizoensarts Maurice Cohen Henriquez (geb. 1878) en Ida Maduro Lopez (geb. 1888). Zij waren in april 1908 op hun geboorte-eiland in het huwelijk getreden. In 1919 vertrok het echtpaar met Percy en zijn jongere broer Vivian (geb. 1911) naar Nederland vanwege gezondheidsproblemen van vader Maurice. Percy’s vader overleed op 19 maart 1927 in Nijmegen, nog geen vijftig jaar oud.
PROMOTIE / Direct na het behalen van zijn ingenieurstitel deed Henriquez promotie-onderzoek onder de hoede van de hoogleraren dr. J. Boëseken (organische chemie) en dr. C. Zwikker (fysica) aan de genoemde wetenschappelijke instelling. Reeds op 5 juni 1935 verdedigde hij – opnieuw cum laude – zijn proefschrift, getiteld Eenige toepassingen van de diëlectrische constante in de chemie.
Henriquez ambieerde geen wetenschappelijke carrière. Hij verkoos zijn kennis en vaardigheden aan te wenden op praktische en doelgerichte wijze. Na zijn promotie werkte hij ruim een dozijn jaren in Nederland, allereerst kortstondig in Delft bij Kipp & Zn., waar hij betrokken was bij de constructie van instrumenten voor fysische chemie. Vervolgens werd de Octrooiraad in Den Haag zijn werkgever (1936-1942). Nadat hij zich in 1942 kwalificeerde als octrooigemachtigde ging Henriquez als zodanig aan het werk bij het voedingsmiddelen- en chemiebedrijf Noury en Van der Lande in Deventer.
Henriquez kwam ongeschonden door de Tweede Wereldoorlog. Van doorslaggevend belang was, dat hij nooit als ‘Jood’ geregistreerd stond. Zijn voorouderlijke lijn kon niet nagetrokken worden, want de gegevens bevonden zich in Curaçao!
CURAÇAO / Henriquez remigreerde in 1948 naar zijn geboorte-eiland. Zijn professionele opleiding en expertise kwamen hem goed van pas. Hij zou zich echter in het bijzonder inspannen om de toekomst van de eilanden aan te sturen. Mede door de oorlog won de dekolonisatie wereldwijd aan kracht. Ook de eilanden verlangden een grotere mate van zelfstandigheid. Henriquez had uitgesproken meningen over de wenselijke sociale en economische ontwikkelingen. Hij stak die niet onder stoelen of banken. Hij wilde gehoord worden.
Op weg naar de autonomie van de Nederlandse Antillen in 1954 werden enkele bestuurlijke stappen gezet, die erop voorbereidden. Zo kwam er een College van Algemeen Bestuur (CAB). Dat leek al op een ministerraad die verantwoording moest afleggen aan een parlement. Er werden in enkele jaren vier van dergelijke colleges gevormd. Van het vierde was Cola Debrot de voorzitter, terwijl Henriquez een van de leden werd, met een diverse portefeuille waarin Openbare gezondheid, Agrarische zaken, Visserij en Watervoorziening. Dit CAB bestond acht maanden in 1950/1.
TERNA / Hierna werd de parlementaire democratie krachtiger invulling gegeven. Het CAB werd vervangen door de Regeringsraad. Onder leiding van dr. mr. Moises F. da Costa Gomez ging op 22 september 1951 de raad van start, die al min of meer een kabinet kon worden genoemd. Henriquez werd een van de ministers – ‘gedeputeerden’ geheten – en bleef dit tot 21 augustus 1953. Hij spande zich in om de ontwikkeling van de eilanden op systematische wijze te ondersteunen. Hiertoe werd op Curaçao met ingang van 1 december 1953 de Technisch-Economische Raad voor de Nederlandse Antillen (TERNA) opgericht. Henriquez werd de drijvende kracht van TERNA.
Krachtens twee Landsbesluiten van 7 september 1962 werd met ingang van 15 september van dat jaar het Centraal Bureau voor Welvaartszorg – een overheidsdepartement – opgericht en met ingang van 1 januari 1963 werd TERNA opgeheven. De historicus Van Soest vatte de werkzaamheden van Henriquez over de voorgaande jaren krachtig samen: ‘Hij verzamelde een grote hoeveelheid nuttige gegevens en schreef talrijke rapporten, maar zag weinig van zijn voorstellen uitgevoerd.’ In het algemeen bleek er – aan beide zijden van de oceaan – een gebrek aan motivatie om de ontwikkeling van de eilanden serieus te nemen. ‘Veel voorstellen werden niet eens onderzocht en op hun uitvoerbaarheid getest,’ zo constateerde Van Soest somber.
Vooruitlopend op de sluiting van zijn instituut keerde Henriquez in 1962 terug naar Nederland, ongetwijfeld ‘a sadder and a wiser man’. Hij stapte het octrooiwezen weer binnen alsof hij het nooit had verlaten en werd voor de international Unilever een gewaardeerd deskundige. Na zijn pensioenering in 1971 bleef hij in het veld adviseren.
BLOEI / Met zijn vertrek in 1962 van Curaçao verdween de aandacht van Henriquez voor de eilanden niet. Integendeel, die bleef zoals die er van jongs af aan al was geweest. Wonen en werken in het moederland lijken hem juist gevoed te hebben. Reeds aan het eind van zijn studie meende hij zich voldoende gesterkt om zich te buigen over de vraag ‘Is grooter bloei van West-Indië mogelijk?’
Met deze vraag als titel publiceerde hij een van zijn eerste artikelen over de eilanden. Het verscheen in de West-Indische Gids in de jaargang 1934/5. Zo’n zestig jaar lang zou hij zich buigen over deelaspecten van die vraag. Consequent zou hij op enkele specifieke aangelegenheden hameren, die al aanwijsbaar zijn in het vroege artikel.
Naast zijn optimisme tekent dit artikel zijn non-conformisme, waarvan een voorbeeld. Wanneer er geen vraag meer is uit Nederland naar zeezout ten behoeve van het pekelen van vlees en vis, dan zou dit niet het einde van de zoutindustrie hoeven te betekenen. ‘Uit het zout kan gefabriceerd worden,’ zo memoreerde Henriquez, ‘soda, natronloog, gecomprimeerd chloorgas, bleekloog, zoutzuur enz., producten die een behoorlijke kans maken in Zuid-Amerika een goed afzetgebied te vinden.’ Overeenkomstig wijst hij op alternatieve mogelijkheden van fruit, chemische producten en fosfaat op de Latijns-Amerikaanse markt.
Reeds in de jaren dertig pleit Henriquez voor het ontwerpen van ontwikkelingen op de lange termijn. Hij publiceerde hierover dus al toen raffinaderijen zich flink hadden genesteld op Curaçao en Aruba, voor welvaart zorgden en vrijwel niemand aan de verre toekomst dacht. Dit weerhield Henriquez er niet van te waarschuwen voor het tempo waarmee ‘de mechanisatie van de industrie’ zich zou voordoen en er maatregelen genomen zouden moeten worden.
HOLISME / Ook treffen we in zijn vroege artikel de uitgesproken noodzaak aan om de ontwikkelingen niet over te laten aan de eilandelijke of Nederlandse overheid. Vooral de Nederlandse ‘industriëlen’ zouden hun ‘kopschuwheid’ moeten overwinnen. Henriquez benadrukte dat ‘een prachtig veld bloot ligt voor de Nederlandse ondernemingsgeest’. Er was een wereld te winnen.
Deze aspecten vormen het fundament van Henriquez’ gedachtegoed. Hierbij voegde zich nóg een grondbeginsel. Henriquez werd een uitgesproken verdediger van het holisme, dat uit de exacte wetenschappen voortkwam en vervolgens ook de sociale werkelijkheid meenam, d.w.z de overtuiging dat alles onlosmakelijk met elkaar verbonden is, als zodanig bestudeerd, becommentarieerd en in beleid meegenomen moet worden.
Wanneer na de Tweede Wereldoorlog Henriquez zich opnieuw buigt over de toekomst van de eilanden, wordt de holistische visie zijn belangrijkste uitvalsbasis. Keer op keer beschrijft hij de onderlinge verbondenheid van zaken die in de praktijk van politiek, beleid en wetenschappelijk onderzoek helaas als onafhankelijke entiteiten worden benaderd.
KRITIEK / In een brief – en in vele bijdragen aan kranten, tijdschriften en boeken – haalt Henriquez onder meer fel uit naar de aantasting van de natuur. Henriquez trok vroeg aan de bel. Hij ergerde zich aan het mateloos onttrekken door de raffinaderijen van grondwater, wat decennia werd veronachtzaamd. De consequenties waren ernaar.
Ook het gegeven dat beschermende wetgeving voor monumenten zo tergend langzaam tot stand kwam, wekte zijn ergernis. Henriquez wees erop dat Charleston in South Carolina (VS) al sinds 1926 en San Juan in Puerto Rico al sinds 1949 werden beschermd. Toen het eenmaal zo ver was op de eilanden, was het kwaad al geschied. Henriquez: ‘De uitbreiding van de stad vond plaats op een volkomen ongeordende wijze met panden van de meest platvloerse en fantasieloze vormgeving die men zich slechts enigszins denken kan. (…) Wel werd een ontsierende 10-tal miljoenen kostende brug gebouwd, waarvan de oprit en aanvoerwegen een nieuwe aanslag pleegden op het stadsbeeld.’
Langzaam maar zeker kwamen monumentenzorg en natuurbeheer wel tot stand, mede door energieke betrokkenheid van Henriquez zelf. Toch moest hij steevast concluderen, dat het allemaal veel te veel tijd nam en het resultaat beperkt bleef. Feitelijk was er sprake van een opeenstapeling van gemiste kansen, waarvoor de verantwoordelijkheid aan beide zijden van de oceaan lag.
IN EIGEN SOP / In een ingezonden stuk vatte Henriquez de rol van Nederland in ontwikkelingssamenwerking als volgt samen. ‘Het kan de politici in Nederland in feite niets schelen, het geld is men toch kwijt, de begiftigden moeten maar in eigen sop gaar koken (“self reliance” is het eufemisme hiervoor) en op een zeker moment worden zij met een gouden handdruk het Koninkrijk uitgeschopt, of ze het willen of niet.’Henriquez haalde fel uit naar de realisatie van het wereldwijde dekolonisatieproces, dat lange tijd verzuimde aandacht te besteden aan gestructureerde ontwikkeling van natuurbehoud, voedselproductie, deugdelijk bestuur en mensenrechten. Deze zaken mogen nu op de agenda staan, toentertijd werden aan voormalige koloniën nog geen bijzondere eisen gesteld. Het was hem een gruwel. Niet alleen omdat dit de desinteresse tekende, maaar juist omdat dit de ontwikkeling van die landen, waaronder de Antillen, ondermijnde.
PAPIAMENTS / Ook de introductie van het Papiaments als instructietaal kreeg zijn aandacht. Onder meer in een interview zwiepte hij zijn mening richting beleidsmakers: ‘De kinderen worden opgesloten in een taalgetto. Ik neem aan ter voorbereiding op het echte getto!’ Hij bepleitte het zo jong mogelijk onderdompelen in een vreemde taal – Nederlands en/of Engels – om de wereld van het onderwijs en die van arbeid te openen.
Henriquez roerde zich tot op hoge leeftijd. Zijn hart en hoofd bleven aanhoudend uitgaan naar de eilanden. Hij keerde er regelmatig terug, onderhield zijn contacten, bleef lobbyen voor zijn gedachtegoed. Hoe tegendraads zijn opvattingen (toentertijd) ook geweest mogen zijn, Henriquez liet zijn stem horen. Hij was een dwarsligger. Rails worden sterk door dwarsliggers. Dit gold zijns inziens evenzeer voor de ontwikkeling van zijn eilanden. Met die overtuiging leverde hij keer op keer gefundeerde tegenspraak.
In de nalatenschap van dr. ir. Percy Cohen Henriquez (Curaçao, 1909 – 2000) bevindt zich een collectie van persoonlijke archivalia. De collectie bevat materiaal dat hij bestudeerde en op enigerlei wijze verwerkte in zijn publicaties, correspondentie, vingeroefeningen en concepten van publicaties, en soms ook het eindresultaat in typoscript of druk. De collectie wordt in oktober ondergebracht in de S.A.L. ‘Mongui’ Maduro Bibliotheek op Curaçao.Met dank aan de Stichting Percy C. Henriquez Fonds, aan de heer drs. André Cohen Henriquez, mevrouw Irene E. Loggers en het echtpaar Jan en Betty Veldhuis. |
Dit artikel is ontleend aan de volgende tekst ter begeleiding van de collectie van Percy Cohen Henriquez die werd ondergebracht in de S.A.L. Mongui Maduro Bibliotheek: