In autonomie kun je niet leven

Raffinaderij op Curaçao: schroothoop, symbool van milieuvervuiling

De verhoudingen tussen Nederland en de eilanden die ooit de Antillen vormden, worden niet gekenmerkt door ‘ongemak’. De historici Oostindie en Veenendaal menen van wel, getuige de titel én de inhoud van hun boek Ongemak. De koninkrijksrelaties zijn in de praktijk van alledag al decennia een kwelling voor de doorsneebewoner van de eilanden. De koninkrijksdelen aan beide zijden van de oceaan houden elkaar voortdurend in een bestuurlijke wurggreep.

door Aart G. Broek, in Antilliaans Dagblad, zaterdag 17 december 2022 

Alle seinen staan op rood. Al jaren. Waar je ook op inzoomt, het is de doorsnee-eilander heel duidelijk: in autonomie kun je niet leven. Een van die alarmbellen is de enorme toename van de migratie naar Nederland. Inmiddels woont een derde van de Nederlands-Caraïbische bevolking in het moederland, ca. 170.000 mensen. Slechts veertig jaar geleden betrof het 36.000 mensen. Dat is ook een fors aantal, maar in het licht van de toenmalige bevolkingsgrootte nog geen 15%. Nu – na 65 jaar van autonomie – woont bijna 35% achter de duinen.
               Oostindie en Veenendaal hebben zich ingespannen om een zo evenwichtig mogelijk beeld te tekenen van de geschiedenis van de koninkrijksrelaties en van het hedendaagse functioneren in dit verband. Voor wie het waagt om geïnformeerd te raken over de eilanden in relatie tot het moederland heeft een flinke kluif om op te peuzelen. Het boek verwerkt heel veel beschikbare informatie. Voor ingewijden zal dit ten dele een herhalingsexercitie zijn, maar het een ander is intelligent uiteengezet en is handzaam beschikbaar geworden.

BALANS /  Toch wringt de schoen. Er is weinig dat de auteurs ontgaat, maar zij hebben zich ingespannen om een weegschaal in beeld te brengen, die aardig in evenwicht is. Waar op de eilanden iets aan falen wordt geconstateerd, dan haasten zij zich om een tekortkoming van het moederland te benoemen. Er wordt zeker onderkend dat in de CAS-landen er sprake is van een falend beleid en handelen in overheidsfinanciën, onderwijs, zorg, armoede, infrastructuur, erfgoedbeheer, milieuzaken, ambtelijk personeelsbeheer, vreemdelingen, criminaliteitsbestrijding enzovoorts.
De mankementen zijn nog niet genoemd of de Nederlandse bemoeienis met de aangelegenheden wordt gekwalificeerd als ontoereikend. Die hoeft niet daadwerkelijk zo gebrekkig te zijn, maar in ieder geval in de beleving van de bewoners en vooral de politiek bestuurders van de eilanden gaat Nederland steevast in de fout. Kern van die onvrede is de inbreuk op de autonomie en een gebrek aan respect. Hierbij voegen zich feitelijke gegevens als de veelzijdige kleinschaligheid, een democratische tekortkoming in de verhoudingen en het koloniale verleden. Dit laatste wordt recentelijk – ook in de onderhavige studie – vooral ingevuld met monochrome verwijzingen naar de slavernij (alsof er geen emancipatie heeft plaatsgevonden en de eilanden niet al ruim 65 jaar autonoom zijn).

ONEVENWICHTIG / Vele (ernstige) pijnpunten worden genoemd en worden af en toe enigermate toegelicht. Toch ontstaat er een beeld van verhoudingen die als ‘ongemak’ te kwalificeren zijn doordat aan alles min of meer een zelfde gewicht wordt toegekend. Leidraad lijkt te zijn geweest wat in een spreekwoord is te vangen: waar twee kijven hebben twee schuld. Oostindie en Veenendaal hebben zich ingespannen om die ‘schuld’ sowieso gelijkelijk uit te strooien over het moederland en de voormalige gebiedsdelen.

Gert J. Oostindie

prof. [em.] dr. Gert J. Oostindie

Tegenover corrupte bestuurders, hopeloos gemankeerd onderwijs en de schroothoop die we raffinaderij noemen plaatsen zij in de Nederlandse schaal van de balans als evenzo zwaarwegend zaken als gebrek aan respect, het ontbreken van een eilandelijke vertegenwoordiger in de Tweede Kamer en de krenterige bijdrage van slechts enkele honderden miljoenen per jaar aan de eilanden.
Het lijkt mij zelfs wel aantoonbaar dat ‘schuld’ toch vooral aan Nederlandse zijde moet worden toegeschreven. Het boek sluit met het beantwoorden van de vraag ‘hoe verder?’ Om in de toekomst levenskrachtige koninkrijksrelaties te verkrijgen doen de auteurs bovenal een beroep op de politieke bestuurders, de ambtenaren en adviseurs in Nederland.

SCHAAMTE /  Hiertoe behoort de bestraffende opmerking die naar twee kanten lijkt te worden gemaakt om het hoofd te bieden aan irritaties over de Nederlandse bemoeienissen – ook wel ‘rekolonisatie’ genoemd op de eilanden. Oostindie/Veenendaal: ‘Deels is dit een kwestie van meer inlevingsvermogen voor elkaars perspectieven, prioriteiten en cultuur; op basis daarvan kan worden gewerkt aan meer werkelijke gezamenlijkheid in de wijze waarop de samenwerking wordt opgezet en uitgevoerd.’
Hieraan wordt wijselijk toegevoegd: ‘Dat klinkt vaag, we weten het.’ Dat is niet nodig. Het is aan te scherpen. Het onderkennen door de eilanden van de eigen beperkingen in alle mogelijke opzichten – ook bepleit door de auteurs – en de noodgedwongen afhankelijkheid van het moederland in evenzovele opzichten pakt hoegenaamd ‘vernederend’ uit. Iedere keer weer je hand ophouden voor geld, kennis en expertise, geduld en wat dies meer zij. Pijnlijk, juist omdat er betrekkelijk weinig prestaties op de terreinen van autonomie tegenover staan. Pijnlijk omdat het de tijden van slavernij in herinnering roept.

Gravity op een muur van een gebouw in Punda, Willemstad (Curaçao) : alle leiders liegen; met macht komt corruptie mee – Willemstad – 2014

Niks ‘ongemak’, het is een kwestie van schaamte: de opeenstapeling van pijnlijke vernederende ervaringen waarbij zich de angst voor nog meer vernederingen voegt. Ja, dat vereist bovenal inspanningen aan Nederlandse zijde om zich in die akelige gevoelens in te leven. Nederlanders zijn zo fijntjes in staat om het zout in de wonde (van tekortkomingen, falen, beperkingen) te wrijven. Anderzijds – of beter: ‘bijgevolg’ ? – verschuilen de eilanders zich achter schilden van leem: ‘falta di rèspèt’ [gebrek aan respect], onze autonomie wordt ondermijnd (d.w.z. geen pottenkijkers) en het slavernijverleden.
Oostindie en Veenendaal formuleren voorzichtig dat verbetering van samenwerking ‘wellicht het overwinnen van weerzin om uit te spreken dat de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de eilandelijke economieën ondersteuning van Nederland onmisbaar maken’. Met een dergelijke voorzichtigheid komt mij een ander spreekwoord voor de geest: de vinger op de zere wonde leggen – zonder ‘wellicht’, niks ‘misschien’, niks ‘ongemak’, maar uiterst ‘pijnlijk’.

KOLONIAAL GEDRAG /  Gebrek aan inlevingsvermogen? Aan beide zijden zijn bestuurders verrekte goed in staat om de ander klem te zetten. Het bekvechten om tot ondersteuning te komen ten tijde van de corona-epidemie spreekt in dezen boekdelen. Aan beide zijden weten bestuurders waar en hoe de ander te raken. Er is een pakhuis vol aan (venijnige) ervaringen opgebouwd. De grote verliezers zijn de bevolking van met name de CAS-landen. Haar armoede verdwijnt uit het zicht door juridische haarkloverij en praktisch egoïsme dat ‘autonomie’ wordt genoemd.

Politieke integriteit onder druk door corrupte politici als Claudius A. Buncamper (Sint-Maarten)

Het aanhoudend opwerpen van hindernissen lijkt mij inderdaad de koloniale geschiedenis mede als fundament te kennen. Het slaven- en herengedragspatroon wordt al honderdzestig jaar doorgetrokken. Wél doet zich het opmerkelijke verschijnsel voor dat de ‘heren’ bovenal mensen (m/v) van kleur zijn geworden. Zij geven invulling aan versteende beelden van koloniaal gedrag: als slaaf heb je niets in de melk te brokkelen en als heer bepaal je zelf alles.
Na de revolte van mei ’69 werd – niet alleen op Curaçao – awor nos ta manda dé slogan: nu hebben wij de touwtjes in handen. In de praktijk betekende dit vooral: awor nos ta djòdjò, zoals de activist en politicus Amador Nita dat uitriep: nu nemen wij het ervan. Overbodig hiertoe nog voorbeelden aan te roepen, zeker niet sinds 10.10.10.
Het mag allemaal wel wat nadrukkelijker gesteld worden door Oostindie en Veenendaal, zoals de motiverende gedachte om de ‘samenwerking’ te intensifiëren. De auteurs wijzen op de ‘schaalvergroting’ binnen het rechtswezen: ‘Nederlandse rechters en officieren justitie werken samen met Antilliaanse collega’s die een deel van hun opleiding juist in Nederland hebben gevolgd.’ Dat is een aanpak die navolging vermag. Let wel; hier zou zo waar sprake kunnen zijn van een zeker geheugenverlies.

Samenwerking of inperken autonomie – Staatssecretaris Raymond Knops op werkbezoek – foto ministerie BZK (2018)

In koloniale tijden was je als eilander grotendeels aangewezen op Nederland voor je opleiding – van welke aard dan ook. Ja, dat vergemakkelijkte nadat je terug was gekeerd naar je eiland vanzelfsprekend de samenwerking met Nederlandse passanten, zoals in de (medische) zorg, in het onderwijs, het politiële bestel, de haven- en luchtvaartdiensten, de journalistiek, en wat dies meer.
De auteurs lijkt het ‘zeer voor de hand te liggen dat hierin verder wordt geïnvesteerd’. Investeren in ‘schaalvergroting’: feitelijk betreft het een versluierend woord voor ‘actieve betrokkenheid’, ‘bemoeienis’, ‘inperken van autonomie’ en nog zo wat aan handelen dat vanzelfsprekend was in koloniale tijden. Ik teken ervoor, op voorwaarde dat aan beide zijden van de oceaan we het hoofd leren bieden aan de omgang met schaamte. 

***

Gert Oostindie en Wouter Veenendaal, Ongemak; Zes Caribische eilanden en Nederland. Amsterdam: Prometheus, 2022; 292 pp.

Staatssecretaris Alexandra van Huffelen

Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties Alexandra van Huffelen

Foto’s © Aart G. Broek / Klasse! tenzij anders vermeld.

Dit bericht is geplaatst in Nederlands-Caribische eilanden: verleden & heden, Nieuws met de tags , , , , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *