Antilliaans erfgoed (5) : Het behoud van slavenarbeid

Standbeeld van Peter Stuyvesant in de tuin van de (voorheen) gelijknamige middelbare school voor Havo-VWO op Curaçao foto © Victor Leent

De slaven hebben flink wat materieel erfgoed achtergelaten om tot op de dag van vandaag te bewonderen. De plantagehuizen, de restanten van waterbeheer en forten, woningen in oude stadsdelen vormen tastbare getuigen van arbeid van slaven. Heel veel van dergelijk erfgoed is inmiddels verloren gegaan. Aan wat nog rest aan tastbare slavenarbeid zouden we wel wat meer waardering mogen toekennen, ook al hangt er geen naamkaartje bij de constructies. Die anonimiteit is spijtig, maar we hoeven de makers niet te kennen om het behoud mogelijk te maken; als we maar beeldmateriaal hebben: foto’s, dia’s, films, kaarten, schilderijen, (archeologische fundamenten ten behoeve van) bouwtekeningen.

door Aart G. Broek

Door onbezonnen ideologisch handelen verdwijnt cultureel erfgoed. Op zaterdag 23 juli 2011 werd het standbeeld van Peter Stuyvesant van zijn sokkel getrokken. Het had decennia het schoolplein van het College gesierd dat naar deze directeur van de kolonie Curaçao was vernoemd. Ook de naam van deze openbare havo-vwo-school werd ‘gedekoloniseerd’ (zoals dit nu heet). Gegeven de woorden van Helmin Wiels, leider van – toentertijd – een van de regeringspartijen, hoeven we ons niet af te vragen waar het beeld vervolgens terechtkwam. De opmerking van een radiojournalist dat er ongetwijfeld wel een plek voor het beeld te vinden was in een museum op het eiland, ontlokte bij Wiels het antwoord: ‘Ja? Plekken voor een misdadiger? Nee, op Curaçao niet.’ Kortom, we zouden de zee aan de Noordkust moeten trotseren.
               Deze inspanning om een herinnering aan het koloniale verleden te vernietigen valt in het niet bij de consequenties van de revolte van mei ’69. Tijdens deze ontlading verdwenen niet alleen architectonische juweeltjes in het hart van Willemstad. De vlammen vraten eveneens unieke Papiamentstalige publicaties op die bewaard werden in het archief van het bisschoppelijk paleis.

Mei 69 / resten van huis van de bisschop aan Otrobandazijde [marinefotograaf; collectie fam. Smit]

Nieuw erfgoed / Ook al hebben mokerslagen en vlammen hun werk gedaan, we hebben er nieuw erfgoed voor teruggekregen. Het Peter Stuyvesant College werd gedekoloniseerd door het te vernoemen naar professor dr. Alejandro Felipe (Jandi) Paula (1937-2018). Als ‘mucha di Wishi’ – jochie geboren in Wishi, aan de rand van Willemstad – had hij het ongekend ver geschopt als sociaal wetenschapper en bestuurder. Dat had hij, behalve aan eigen capaciteiten, aanvankelijk vooral ook te danken aan de rooms-katholieke missie. Inderdaad, zijn naam trekt zodoende een substantieel element van het Afro-Antilliaanse erfgoed met zich mee, i.c. het door de Nederlandse missie verzorgde onderwijs (zie aflevering 4). Of de impact van de missie substantieel kleiner was dan die van de West-Indische Compagnie – waarvan Stuyvesant directeur was – vraagt nader onderzoek.
Ook de revolte van mei ’69 zorgde voor nieuw erfgoed, mogelijk bovenal in immateriële zin. Er zijn rolmodellen voor Afro-Antilliaanse burgers uit voortgekomen: Amador Nita, Wilson ‘Papa’ Godett,  Stanley Brown. Wat precies zo navolgenswaardig is aan deze heren is niet gemakkelijk eenduidig te markeren. Ze worden als voorbeeld naar voren geschoven, anders vernoem je geen straten, pleinen, scholen en dergelijke naar de heren.  Zij hadden het lef om de bestuurlijke elite van het eiland, de raffinaderij en het moederland luid en duidelijk met tegenspraak te confronteren. Het navolgen waard, al mag worden aangenomen dat niemand zit te wachten op een nieuwe uitbarsting van destructie.

Wim ter Hart fotografeerde vanuit dit vliegtuig onder meer de eilanden Aruba en Curaçao in de jaren zestig van de vorige eeuw

Ter Hart / Om dit nieuwe erfgoed een plek in de samenleving te geven bleken geen musea nodig. Daartoe staan, naast het eervolle vernoemen, tal van andere mogelijkheden ter beschikking. Jandi Paula kreeg een biografie. De revolte van mei ’69 is een inspiratiebron voor een eindeloze reeks gedichten, toneelstukken, documentaires, wetenschappelijke studies, herdenkingsuitgaven, zelfs voor een politieke partij. Vrijwel niets van dit nieuwe erfgoed is terug te vinden in eilandelijke musea.
               Van wat er aan erfgoed verloren ging, hebben we in ieder geval heel veel beeldmateriaal: foto’s, films, kunstzinnige afbeeldingen, stadsplattegronden en bouwtekeningen. Het is erfgoed op zich dat wordt bewaard in archieven, in boekuitgaven, op websites of aan de muur hangt bij particulieren. We zouden het standbeeld van Stuyvesant zo als replica kunnen behouden. We zouden het hart van Willemstad van vóór de revolte hebben kunnen herbouwen.

De beslissing viel anders uit. We verlaten ons op het fotografische erfgoed dat onder meer Wim ter Hart (1934-2019) achterliet en dat recentelijk werd ondergebracht door zijn neef Maarten in het Nationaal Archief Curaçao. Ter Hart kwalificeerde zich als machinebankwerker en instrumentenmaker, een opleiding waar hij zijn hele leven profijt van zou hebben (zie kader). Na zijn opleiding riep de dienstplicht, die van hem in de legerplaats Doorn een  marinier maakte. Daarop werd hij met zijn maten in 1955 op Curaçao gestationeerd. Het leven op het eiland beviel hem zo goed dat hij er na zijn diensttijd bleef wonen. Na enkele weinig succesvolle inspanningen om een inkomen te verwerven lukte het hem om een eigen zaak voor het repareren van fototoestellen op te zetten. Daarbij voegde zich in de loop van de jaren zestig het fotograferen.

Wim ter Hart – Hendrik- en Wilhelminaschool, Punda, Willemstad, 1967

Luchtfotografie / Door een samenloop van omstandigheden kwam Ter Hart terecht in een Cessna 172, een vliegtuigje van de aeroclub op het eiland, wat hem verrukte. Hij wilde zélf vliegen. Hij leerde zelf vliegen. Op 22 november 1963 haalde hij zijn eerste brevet. Met de nodige volhardendheid verwierf hij voldoende ervaring om zijn passie voor het vliegen te combineren met het fotograferen. Zijn vakmanschap bracht hem bij KLM-aerocarto. Toen hij als luchtkartograaf en -fotograaf aan de slag ging had hij zijn eigen vliegtuig – een Cessna 310 – met daarin een camera van ruim 60 kilo, zo groot als een tafelmodel koelkast.
Het fotograferen vanuit de lucht bracht hem boven tal van Caraibische eilanden en landen op het Latijns-Amerikaanse continent, zoals Honduras, Colombia en Suriname. De film Dakota van de cineast Wim Verstappen, in 1974 uitgebracht, werd ten dele geschoten op en boven Curaçao. Ter Hart bestuurde het vliegtuig van waaruit werd gefilmd.
Ter Hart had een bijzonder avontuurlijke geest. Die bracht hem voor werk in de Verenigde Staten en na de nodige jaren op Sint-Maarten. Daar kon hij onder meer de luchtcartografie in opdracht van de KLM weer oppakken.

Vernieling / De collectie van Ter Hart in het Nationaal Archief bevat vooral foto’s uit zijn jaren op Sint-Maarten. Uiteindelijk vestigde hij zich toch weer in Nederland. Daar kon hij maar moeilijk wennen aan de kou, de mist en de grijze luchten. Voorheen was daar iedere keer de terugreis naar de warmte, de blauwe lucht en de zee geweest. Dat vooruitzicht verdween; in 2019 voorgoed.
Ter Hart liet ons een ontzagwekkende collectie foto’s na, ten dele ondergebracht in het boek ‘Curaçao in vogelvlucht’ (1971). Hij wist Willemstad, de Sint-Annabaai, en vooral de buitendistricten met landhuizen, nederzettingen, baaien en moeilijk toegankelijke streken verrassend in beeld te brengen. Zo zag het eiland eruit vóór de moderniteit van ná mei ’69 aanbrak. Ook van het zustereiland maakte hij een uitgebreide reeks luchtfoto’s en bracht een keuze eruit op de markt onder de titel ‘Skylook on Aruba’. We hebben geen museum nodig om die beelden van weleer op te roepen. Wél een website die de foto’s toont. Zo weten we weer wat we eigenhandig – onder meer aan slavenarbeid – recentelijk hebben vernield.

Maarten ter Hart [links] overhandigt nalatenschap van zijn oom Wim ter Hart aan Nationaal Archief Curaçao, 2022 –

Dit is de vijfde beschouwing naar aanleiding van de tweedelige uitgave Antilliaans erfgoed (deel 1 Toen en nu; deel 2 Nu en verder), onder redactie van Gert J. Oostindie en Alex van Stipriaan, Amsterdam, 2021; de eerste verscheen in het Antilliaans Dagblad van 5 februari, de tweede 19 februari, de derde 5 maart, de vierde 26 maart; deze beschouwing verscheen in AD van 23 april 2022.

Met dank aan Maarten ter Hart voor zijn bereidwillige medewerking.

 

 


ORKAAN over SINT-MAARTEN

Juist toen ik in november dacht dat de orkaandreiging over was en ik weer volop aan het werk was, kwam er toch nog een waarschuwing. Een heel bijzondere orkaan was op weg naar Sint-Maarten. Deze kwam uit de Golf van Mexico en niet, zoals meestal, vanaf de Atlantische Oceaan. Normaal gesproken stond mijn vliegtuig bij een slechte weersvoorspelling al op een veilige plek, maar deze keer was ik te laat met mijn voorzorgsmaatregelen. Ik kon niets anders doen dan het vliegtuig flink zekeren en afwachten. De orkaan beukte op de kust.
Toen we in ‘de eerste stilte’ gingen kijken, leek het met het vliegtuig allemaal goed te zijn gegaan. De opluchting dat het vliegtuig de orkaan leek te hebben doorstaan, duurde niet lang. Het veranderde waar we bij stonden. Na die ‘eerste stilte’ raasde de storm opnieuw over het eiland; mijn auto werd op datzelfde moment vol geraakt door een rondvliegende gasfles, het was vreselijk. Wat nog veel erger was: voor mijn ogen werd mijn vliegtuig opgetild en met een enorme klap een eind verder neergesmeten. De schade was niet mis; de staart was van het toestel losgeslagen en het aluminium zwaar verwrongen. In de staart zit het hoogteroer, de stabilo’s, het richtingsroer, kortom alle belangrijke onderdelen waardoor het vliegtuig kan vliegen. Ook was er een vleugeltip beschadigd, het zag er verschrikkelijk uit.
Nadat ik was bijgekomen van wat ik had gezien, bestelde ik de benodigde onderdelen in Miami en begon aan de enorme reparatie. Het duurde weken voordat ik het vliegtuig had hersteld. Ik ben nog nooit zo dankbaar geweest voor mijn opleiding van lang geleden.

Wim ter Hart, Herinneringen (typoscript), 2012; ontleend aan pp. 66-69.

Wim ter Hart – juli 2013 – privécollectie fam. Ter Hart

Dit bericht is geplaatst in Nederlands-Caribische eilanden: verleden & heden, Nieuws. Bookmark de permalink.