Op zaterdag 13 oktober 1945 vernam de gouvernementspsychiater Willem W. de Regt dat hij met ingang van maandag 15 oktober zijn baan kwijt was. Hij werd op staande voet ontslagen, zij het ‘eervol’. Als reden van zijn gedwongen vertrek werd opgegeven dat hij publiekelijk kritiek had gegeven op de eilandelijke en moederlandse overheid. Als ambtenaar had De Regt zijn kritiek voor zich dienen te houden. Hij was echter ook politicus.
door Aart G. Broek, in Antilliaans Dagblad, 13 oktober 2018.
Willem de Regt werd op 8 juni 1906 in Rotterdam geboren. Hij studeerde medicijnen in Leiden en specialiseerde zich als ‘zenuwarts’. Als zodanig had hij een praktijk in Middelburg van 1934 tot in 1938. Hierna vertrok hij naar Curaçao. Hij werd geneesheer-directeur van het ‘krankzinnigengesticht’ Rustoord. De instelling werd onder zijn hoede op- en uitgebouwd. Op het terrein bevond zich ook de woning die hij met zijn vrouw Janna H. Schuurkamp en drie kinderen – Willem, Henk en Ina – betrok. Daar werden nog de twee zoons Maarten en Peter geboren.
Als psychiater in overheidsdienst was hij – bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog – medeverantwoordelijk voor het welzijn van de geïnterneerden in de kampen op Bonaire. Hiertoe behoorde de eigenzinnige Curaçaose pamflettist Medardo de Marchena. Correspondentie tussen hem en De Regt is bewaard gebleven en inmiddels van bijzonder historisch belang gebleken.
SOLLICITATIE / Over zijn sollicitatie zou De Regt zich stoutmoedig uitlaten in de weekkrant Curaçao, waarvan hij jarenlang een trouwe medewerker was. In het nummer dat op 11 november 1944 verscheen, verhaalt hij over een antikatholieke en pro-Duitse politieke ambiance op het Haagse ministerie van Koloniën.
‘Eerste kennismaking: ‘En wat is uw geloof?’
‘O, protestant (zucht van verlichting). Ja, ziet u, als u roomsch was geweest, dan hadden we u deze betrekking zwart afgeschilderd, want, ja ziet u, enz.’
Tweede kennismaking met een andere ambtenaar van Koloniën: ‘Ja, de NSB, dat is pas je ware en in de koloniën, daar hebben we een heel aardigen aanhang, nu ja, ik mag wel geen lid meer zijn van de NSB, maar ja, ziet u, mijn vrouw, die is natuurlijk lid, enz.’ – een half uur gedaas over de Nationaal-Socialistische Beweging volgde.
Zoo waren mijn persoonlijke ervaringen bij het departement van Koloniën in Den Haag in het jaar onzes Heeren 1938’
Deze uitlatingen waren niet onopgemerkt gebleven en werden een tastbare bijdrage tot zijn ontslag, zo weten we uit de beschikking die zijn ontslag formaliseerde. Deze en andere artikelen van De Regt in de weekblad Curaçao zouden wijzen op ‘een mentaliteit (…) die voor een ambtenaar als uitermate bedenkelijk (…) als onverantwoordelijk en onoirbaar moet (worden) gekenschetst.’
Het weekblad Curaçao verscheen voor het eerst op 5 december 1938. Het was in zekere zin de opvolger van het journalistieke periodiek de Onpartijdige. Dat verscheen om de veertien dagen van 3 september 1932 tot 23 november 1934 op Curaçao. Het bevat scherpe kritiek op ondemocratisch handelen van moederlandse bestuurders en op de invloedrijke rooms-katholieke kleingeestigheid. Dergelijke kritiek komen we ook ruimschoots tegen in het weekblad Curaçao. Een van de initiatiefnemers was de medicus Willem Pieter (Willy) Maal. Hij werd de voorzitter van het bestuur van de vereniging ‘ter behartiging van de staatkundige, economische en cultureele belangen van het gebiedsdeel Curaçao’. De vereniging was de uitgever van Curaçao.
SOEKARNO / Het blad onderhield nauwe banden met de opkomende Democratische Partij (DP). De Regt zou vanaf de eerste jaargang bijdragen leveren aan de weekkrant en zich eveneens met verve inzetten voor de opbouw van de DP, die uiteindelijk op 8 december 1944 werd opgericht. Bij de verkiezingen die begin november 1945 gehouden zouden worden, stond De Regt op de tweede plaats van de lijst DP.
In die partij speelde de medicus Pieter Hendrik Maal eveneens een rol van belang. Zijn verontwaardiging over het ontslag van De Regt bazuinde ‘Gungu’ Maal luidruchtig over het eiland. In een ingezonden brief in de Beurs- en Nieuwsberichten hekelt Maal het besluit waaronder de rooms-katholieke gouverneur Piet Kasteel zijn handtekening zette.
‘Ik protesteer als mensch en medicus (tegen zijn ontslag). Mij is vijf oorlogsjaren lang verteld, dat wij voor de Democratie – recht van den mensch – vechten; deze daad van Zijne Excellentie, een ambtenaar te ontslaan, die goed voor zijn werk is, doch die de vrijheid van het woord gebruikte, staat gelijk aan de daden die wij door dezen oorlog meenden te hebben overwonnen. (…) Nederlandsch gouvernement in de kolonie Curaçao past op, dat gij niet door uw kortzichtigheid van regeeren op deze eilanden tegen onzen wil, een Soekarno doet opstaan. (…).’ (16 oktober 1945)
ANTIKOLONIALE STEMMEN / De Regt en de gebroeders Maal waren goed bevriend. Behalve hun medische professie deelden de heren hun antikoloniale sentimenten. In de beschikking staan nog enkele voorbeelden van uitspraken die De Regt niet in dank zijn afgenomen. Hij wist te schofferen. Nederlandse politici moesten het ontgelden, waaronder dr. Hendrik Colijn: ‘Wat heeft deze aartsconservatief aan schade aangericht, terwijl het hemzelf geldelijk zeer goed ging!’ De Regt expliciteerde dat ‘die zoo groote Colijn in werkelijkheid maar een naar klein mannetje was’, die bij de devaluatie van de Nederlandse gulden ‘tonnen’ in zijn zak stak.
Ook ‘die conservatieve gereformeerde’ Piet Gerbrandy wordt in het schandblok gezet. Onder het regime van deze minister-president, zo meende De Regt, verdween de waarde van de Nederlandse gulden en werd die van de Curaçaose gulden ‘verkracht’. Dergelijke Nederlandse bestuurders dienden te verdwijnen. Dat zou slechts te verwezenlijken zijn als zowel in Curaçao ‘als in Suriname als in Nederlandsch-Indië alle menschen meedoen in het regeeren en niet een stelletje dat elkaar de centen toeschuift, eerst Piet en dan Kees en dan Jan, en de rest moet maar toezien.’
De Regt had een bloedhekel aan de hypocrisie van politiek bestuurders, vooral wanneer die was omgeven met een religieus – met name rooms-katholiek – aureool. Als ambtenaar mocht hij zich hier niet over uitspreken, maar als de politicus die hij ook was geworden, moest hij zich wel laten horen. Dat deed hij tijdens een verkiezingsbijeenkomst op 24 augustus 1945, waaruit de geciteerde woorden. Ze vulden het ontslagdossier van De Regt.
AFSCHEID / De Regt en zijn onbeschroomde opstelling naar koloniaal bestuur, rooms-katholieke kerk en grootkapitaal vormden een bedreiging die de zittende bestuurders graag van het eiland zagen verdwijnen. Met zijn vertrek werd de DP van een van haar voormannen beroofd, zoals in een ingezonden brief werd opgemerkt, ‘wat niet zal nalaten de gemoederen te verhitten en wat politieke tegenstanders dezer partij niet onwelgevallig kan zijn.’ (Beurs- en Nieuwsberichten, 20 oktober 1945)
Formeel was de ambtelijke status van De Regt de stok om de hond te slaan. Het gegeven dat hij uit Nederland kwam, vergemakkelijkte de beslissing hem te ontslaan. Er waren meer ambtenaren die als leden van een politieke partij opvattingen verkondigden, die niet met die van het bestuur strookten. Op Curaçao geboren ambtenaren konden echter niet naar het moederland worden gestuurd.
De Regt vertrok eind van die maand oktober in 1945 per boot naar Nederland. De Democratische Partij nam uitgebreid afscheid van hem. Op een drukbezochte avond werden hij en zijn gezin toegesproken en omhangen met loftuitingen, onder meer in Papiamentstalige gedichten. De toen nog onbekende Guillermo Rosario tekende voor een ervan (zie foto hierbij). Hierin zeer strijdvaardige woorden: ‘Pues nos ta pidi Bo, oh Señor / Duna nos libertad o duna nos morto’ (Wij vragen u, oh God, dan ook / Geef ons vrijheid of anders de dood). De gedichten werden ondergebracht in een geschenk dat bewaard is gebleven: een gebonden album met foto’s van de avond, waarvan de eerste pagina werd gesigneerd door de kopstukken van de partij (zie foto hierbij).
***
De nalatenschap van Willem W. de Regt (8 juni 1906 – 16 januari 1994) wordt beheerd door zijn dochter Ina M.C.H. Jongepier- de Regt, Heemstede. Bijgaande foto’s komen uit haar collectie, waarvoor onze hartelijke dank, alsmede voor de bereidheid mij uitgebreid te woord te staan. Het portret van De Regt werd geschilderd door Andrée de Groot-de Sobocka, die in 1943 enkele maanden het eiland bezocht en opdrachten uitvoerde. De correspondentie tussen De Regt en Medardo de Marchena is te vinden in het ‘geheim archief; 1939-1975’ dat wordt bewaard door de Dienst Informatievoorziening in Curaçao. De weekkrant Curaçao is in te zien in de S.A.L. ‘Mongui’ Maduro bibliotheek. Dank ook aan het Nederlandse Letterenfonds dat onderzoek mede mogelijk maakte.