Jules de Palm als inspirerende gids en gezel

In haar jeugd bracht Miep Diekmann (1925 – 2017) enkele jaren door op Curaçao. Herinneringen aan het eiland verwerkte zij in de jeugdroman De boten van Brakkeput, gepubliceerd in 1956 en vervolgens uitgeroepen tot kinderboek van dat jaar in 1957.  Het eiland kwam daarop met een opmerkelijke nieuwsgierigheid naar háár toe in de persoon van Jules de Palm.

door Aart G. Broek in Antilliaans Dagblad, zaterdag 29 september 2018.

Julius Philip de Palm werd op 25 januari 1922 geboren op Curaçao en overleed vijf jaar geleden in Den Haag, op 30 september 2013. Evenals Diekmann woonde hij in 1957 in Den Haag.  Hij belde bij haar aan en deed zich voor als journalist die een interview met haar wilde houden. De Palm schreef wel eens journalistieke bijdragen voor een Antilliaanse krant en had bijdragen geleverd aan Radio Nederland Wereldomroep, maar het beoogde interview was een smoes.

BRUTALITEIT / Hij wilde wel eens weten ‘wie die vrouw was die zo brutaal was geweest om over die Curaçaose kinderen te schrijven, terwijl ze daar toch niet direct mee te maken had?’ Zo vertelde hij in een gesprek dat Miep, hij en ik op 22 januari 2013 hadden in het Haagse bejaardentehuis waar De Palm werd verzorgd. Uit het gegeven dat zij elkaar toen – overigens voor het laatst – nog ontmoetten, mag worden opgemaakt, dat het niet bij dat ene bezoek in 1957 is gebleven. In tegendeel, er ontstond een wederzijdse betrokkenheid en waardering die decennia zou duren.

Jules de Palm - foto Aart G. Broek - www.klasse-oplossingen

Jules de Palm, 2007 – foto Aart G. Broek

De naam Diekmann was De Palm niet onbekend, die kende hij nog uit zijn jeugdjaren op het eiland. Daar wist ‘iedereen’ dat Johannes Diekmann de leiding over de politie had, dat deze politiecommandant een vrouw had die het eiland rondtrok om op film vast te leggen én dat hij een dochter had, die met enige regelmaat alleen door het centrum van Willemstad, Punda, dwaalde. Wanneer dat was opgemerkt, werd zij vervolgens door een agent naar huis begeleid. De woning van de politiecommandant bevond zich in Fort Amsterdam aan de havenmond in Willemstad.

Wat dát meisje zich verbeelde van zijn eiland te weten en feitelijk wist, wilde Jules de Palm weten. Aanvankelijk vermoedde hij overigens dat Mieps moeder dat boek wel eens geschreven zou kunnen hebben. Die gedachte kon hij al bij dat eerste bezoek opzij schuiven, al herinnerde hij in januari 2013 zich nog haarscherp dat hij die gedachte had gehad. De toetsen van de schrijfmachine had Miep ongetwijfeld zelf aangeslagen, maar zij kon aanvankelijk niet zonder een informant als haar moeder om tot een boek te komen.

INTIMUS / Jules de Palm was niet alleen bijzonder goed geïnformeerd over zijn eigen Curaçaose samenleving, maar ook over die van Aruba en niet minder en in toenemende mate over die van Nederland. Zijn moeder had Jules een fikse draai om zijn oren gegeven, toen hij als jongentje op de lagere school zei ook wel mener di skol te willen worden en beet hem toe dat hij dát als neger korá wel kon vergeten. Hoe durfde hij het te bedenken: schoolmeester!
Hij bedacht gaandeweg nog veel meer. Niet alleen werd hij onderwijzer op Curaçao en op Aruba, maar hij besloot op eigen kosten te gaan studeren in Nederland. Voor iemand van zijn afkomst had hij voldoende gestudeerd, zo meende de eilandelijke overheidsdienst, en een beurs kon hij bijgevolg vergeten. Door, in Nederland, gelijktijdig te werken als onderwijzer bekostigde hij zijn studie. Uiteindelijk zou hij niet alleen zijn doctoraal in de Neerlandistiek behalen, maar, in 1969, ook promoveren tot doctor in de Letteren aan de Rijksuniversiteit van Leiden.
Nadat De Palm zich een volhardend en intelligent student toonde en afstudeerde als neerlandicus werd hij – een ironische draai in zijn leven – de grondlegger van het Centraal Bureau Toezicht Curaçaose Bursalen (CBTCB). Vanuit dit bureau in Den Haag werden de beursstudenten uit Curaçao in Nederland begeleid. De Palm was van 1959 tot aan zijn pensionering in 1982 hoofd van het CBTCB. Hij manifesteerde zich ook anderszins. De – vanuit de Nederlandse overheid gesubsidieerde – Stichting voor Culturele Samenwerking (Sticusa) trok hem aan als lid van het bestuur. Hij leidde de redactie van een hernieuwde Encyclopedie van de Nederlandse Antillen, was lid van de redactie die het verzameld werk van de Antilliaanse auteur Cola Debrot verzorgde en reeds vanuit de oorlogsjaren op zijn eiland was hij een bevlogen promotor van Papiamentstalige poëzie, verhalen en liederen. In de jaren van zijn studie, werken en pensionering maakte De Palm voldoende tijd vrij om verhalen en nadien uiteindelijk ook romans te schrijven, waarin híj zijn persoonlijke ervaringen met het Curaçaose en Nederlandse sociaal-culturele doen en laten onderbracht. 

ZWARTE NAGELS / Jules werd een man met wie Miep met gepaste discretie optrok. Vanaf de eerste ontmoeting in 1957 werd hij zowel een gewaardeerde intimus als ook een gekoesterde ingang tot het eilandelijke samenleven en het Antilliaanse netwerk dat zich in Nederland bevond. Wanneer Miep het opvolgend jaar, in april, op de Oranje Nassau van de KNSM stapt, heeft ze niet alleen een opdracht van de Koninklijke Redersvereniging te pakken, die de overtocht mogelijk maakte en resulteerde in Driemaal is scheepsrecht (1960). Ze wordt ook verwacht bij de familie De Palm. ‘Mijn moeder,’ zo herinnerde Jules zich, ‘vermoedde onmiddellijk dat ik met Miep zou trouwen. Waarom zou ze anders komen kennis maken?’

Miep bezocht Jules’ ouderlijk huis, op en top de vrouw die zij ook in Nederland was, uitdagend, wat gesymboliseerd werd door zwartgelakte nagels. Daar voegde zich haar roemruchte verleden bij. De respons van Jules’ moeder op de vrouw die haar zoon op bezoek had gestuurd, was klip-en-klaar: ‘Jules, het maakt mij niet uit met wie jij trouwt, maar níet met die vrouw met zwarte nagels.’  Die nagels waren een duidelijk teken aan de wand: die tartten het noodlot, de dood, zo meende Jules’ moeder. Dit neemt niet weg, dat de familie ontmoetingen regelde met een verscheidenheid aan Curaçaoënaars die haar met ieder gesprek verder de samenleving introkken.

HERKENBAAR / Met De boten van Brakkeput en meer nog met Padu is gek – dat in 1957 verscheen – wist Miep voor eilandelijke lezers herkenbare gebeurtenissen en invoelbare ervaringen te tekenen. Padu is gek ontlokte aan de auteur Tip Marugg de bewonderende uitspraak: ‘Griezelig gewoon, je bent een vrouw, een Nederlandse en je schrijft over een jongentje dat zó Antilliaans is …!’

Hoe opmerkelijk de verschijning van Miep ook mag zijn geweest, het is toch vooral de kwaliteit van haar jeugdboeken die indruk maakte en de doorslag gaf bij de rol die zij verder nog zou gaan spelen in de Antilliaanse letteren voor de jeugd. Jules de Palm moedigde haar aan, zorgde voor introducties voor ontmoetingen, informeerde haar over eilandelijke eigenaardigheden én hij werd een personage in het jeugdboek Gewoon een straatje. Hij is het jongetje dat, vanwege zijn slechte ogen, niet mee kan doen met zijn leeftijdgenoten en verhalen voorleest, verzint en vertelt.

Van een huwelijk tussen Miep en Jules is het overigens nooit gekomen. Dat lag sowieso niet in de bedoeling, wat Jules’ moeder er dan ook van gedacht mocht hebben. ‘Ik heb nooit overwogen,’ zo onderstreepte Miep nog maar eens in het Haagse verzorgingstehuis, terwijl Jules instemmend knikte, ‘om met een Antilliaanse man te trouwen. Er groeit een bepaald contact, tegenwoordig zou je zeggen: je merkt dat het klikt…’

Mieps overpeinzingen doen gedachten aan de jaren zestig opkomen, ontlokken uitspraken over vrijheden die er niet eerder waren en die botsten met vigerende sociale codes in Nederland én op Curaçao. ‘Ja, dat botste flink met Jules’ Curaçaose achtergrond,’ zo herinnerde Miep zich en Jules knikken blijft instemmend, ‘maar aan die mores hield hij zich niet.’

Jules de Palm zou decennia lang onveranderlijk met een kritische maar waarderende blik Miep volgen. Hij zou haar soms bijsturen en altijd bemoedigende woorden voor haar vinden. Kortom, Jules was voor Diekmann een inspirerende gids en gezel.

NOOT / Deze bijdrage is gebaseerd op mijn artikel ‘Wie is die Diekmann die zo brutaal is om over Antilliaanse kinderen te schrijven?’ in het tijdschrift Literatuur zonder Leeftijd, jaargang 32, nr. 106, 2018, pp. 10-27; voor een pdf van het artikel zie hier: 

Download (PDF, 1.27MB)

Dit bericht is geplaatst in biografie- & archiefbezorging, lezen & jeugdliteratuur, Nederlands-Caribische eilanden: verleden & heden, Nieuws met de tags , , . Bookmark de permalink.