Het is nu zo’n tien jaar geleden. Tip Marugg woont nog in zijn huis op het landgoed Pannekoek, een half uur rijden van Willemstad. Op weg naar hem toe beland ik door inhaalmanoeuvres van roekeloze tegenliggers twee maal bijna in de stekelige berm. De openingsalinea van Maruggs debuutroman Weekendpelgrimage schiet me direct te binnen. ‘Mijn hoofd ligt op het stuur. Het is er met een harde slag tegenaan gekomen, maar ik voel geen pijn. Ik hoor alleen maar dat ene alles overheersende geluid, dat zoemen en gonzen, alsof zich een reusachtig insect in de wagen bevindt.’ Om dat insect en die klap zit ik niet verlegen, dus ik schakel terug en blijf onder de zestig rijden. Ik krijg nog meer waarschuwingstekens: een kat waaruit de darmen tussen vermorzelde poten liggen, een opgezwollen hond met uitpuilende ogen, een kip zo plat als een dubbeltje en een bewegingloze, zwaar verminkte geit.
Nieuws