In Memoriam Miep Diekmann / 26 januari 1925 – 9 juli 2017

Miep Diekmann, Scheveningen, 2013; foto © Aart G. Broek

Zondagochtend 9 juli jl. overleed Maria Hendrika Jozina Diekmann, ruim tweeënnegentig jaar oud. Tot kort geleden had zij nog zelfstandig in haar Scheveningse appartement gewoond, dat uitkeek op de zee. Als Miep Diekmann was zij van bijzondere betekenis geweest in het brede veld van de jeugd- en kinderliteratuur, zowel in Nederland als op Aruba, Bonaire en Curaçao.

door Aart G. Broek in Antilliaans Dagblad, 11 juli 2017.

Op 1 oktober 1998 opende Miep Diekmann de tentoonstelling, die het Let­ter­kundig Museum in Den Haag aan haar leven en werk wijdde. Diekmann, geboren in 1925, nam daarbij ook de ro­yaal geïllustreerde uitgave Ogen in je achterhoofd in ontvangst [*]. De samenstellers van de tentoonstelling verzorgden ook deze publicatie en doken in het belang van deze opmerkelijke vrouw.
      Diekmanns werk was vernieuwend in velerlei op­zichten, anticipeerde feilloos op diverse maatschappelijke ontwikkelingen, en was van een kwalitatief hoog niveau. Diekmann werd dan ook vele malen bekroond in bin­nen- en buiten­land, waaronder reeds in 1970 de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugd­literatuur. Daarna zouden nog ruim twee zeer productieve decennia volgen.

Signeren van haar boeken door Miep Diekmann in boekhandel Salas, Willemstad, Curaçao, 1958; foto privécollectie Ron Gomes Casseres

Voornoemde publicatie over Diekmann gaat in op haar intensieve betrokkenheid bij de Antillen, haar coachen van schrijvers, adviseren van uitgevers, promoten van de studie naar kin­der- en jeugdli­teratuur, vernieuwingen inzake opvoeding in het al­ge­­meen en onderwijs in het bijzonder, schrij­ven van boek- en filmbespre­kingen, jour­na­listieke werk­zaamheden, en be­geleiden van auteurs vanachter het IJzeren Gor­dijn in Nederland.  ‘Ogen in je achterhoofd’ geeft tevens een gedetailleerde biblio­gra­fie van pri­mair werk, zowel in het Ne­derlands als in vertalingen, en van ver­ta­lin­gen die zij zelf verzorgde.
Voor de tentoonstelling en de boekuitgave kon worden geput uit opmerkelijk veel gepubliceerd materiaal. Hiertoe behoren honderden boek- en filmbe­spre­kingen van Diekmann zelf én een schier einde­loze reeks besprekin­gen van Diekmanns jeugd- en kinderliteratuur, inter­views met haar, en artikelen over haar veelzijdige werkzaamheden.
      Niet alleen ‘inhoudelijk’ wist Diekmann aandacht te trekken, maar evenzeer door de wijze waarop: luidruchtig – al is dit niet op voorhand let­terlijk te nemen. Het rapport dat de toekenning van de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur aan Diekmann toelicht, wijst on­der meer hierop: ‘Zij schreeuwt waar anderen goedig protesteren, zij laat niet af te waarschuwen. Waarschuwen tegen de geestelijke armoede, nivellering, commercialisering, bevoogding, verouderde ethiek, verstarring en vooral onverschilligheid.’

KEUZE / Diekmann verlangde gehoord te worden en ge­bruikte daar uiteenlopende middelen voor: confronterende jeugdlitera­tuur, inven­tieve kinder­boeken, een bezwerende serie kleuterdeeltjes én ‘lekker leesvoer’, inspire­rende professio­naliteit en integere gere­serveerdheid, vlam­mende betogen, char­mante vrou­we­lijkheid alsook een dreun met de vuist op tafel.

Omslag van Een doekje voor het bloeden (Koninkrijksverband); afbeelding van een beeld van de Curaçaose kunstenaar Nepomouceno.

De jeugd- en kinderboeken van Diekmann vormen een on­los­makelijk onderdeel van haar bredere werkzaamheden. Deze werk­zaam­heden zijn weer een integraal onder­deel van drie belangwekkende maatschap­pelijke ontwikkelingen in de tweede helft van de twintigste eeuw, namelijk ‘de uitbouw van de Nederlandse verzorgingsstaat’, de ‘dekolonisatie’ en de ‘koude oorlog’.
      In deze sociaal-historische context werkte Diekmann en trachtte zij invulling te ge­ven aan haar adagium: wanneer jij zelf geen stelling neemt in deze wereld, zal de wereld met jou aan de haal gaan en je een weinig verheffende ‘stelling’ toewijzen. Ze dwong zichzelf en anderen bewust keuzes te maken. Ze hielp anderen keuzes te ma­ken. Met haar jeugd- en kinderboeken leerde Diekmann jon­ge­ren om keuzes te maken. Ze leerde jon­ge­ren de mo­ge­lijkheden en beperkingen van de eigen leef- en bele­vingswereld  te her­kennen. Ze gaf aan hen een stem, of zoals zij dat ooit een Bonairiaanse jongen hoor­de zeggen: “Als ze niet over je schrijven is het net of je niet bestaat.”
      Het een en ander betekende voor haar onder meer het literair vakkundig aansnij­den van onderwerpen die ongepast leken voor jongeren, zoals het dagelijks leven in niet-westerse samenlevingen, slavenhandel, hippie­kinderen, protestacties, anti­con­ceptie, zelfdoding. Niet minder kenmerkend is echter het evenzo bekwaam aan­bie­den van houvast en nieuwe referentiepunten. Niemand liet zij met legen handen staan. Stee­vast waren er concrete handreikingen voor kinderen, jongeren, schrijvers, uitgevers, opvoeders, leerkrachten, (politieke) beleidsmakers.

CURAÇAO / Diekmanns maatschappelijke betrokkenheid komt, dat spreekt, niet alleen voort uit haar specifieke karaktereigenschappen maar werd evenzeer gevoed door haar omge­ving, onder meer door haar opvoeding. Deze kent twee bijzonder indringende ervaringen van lange duur, waarbij haar vader Johannes M. Diekmann een door­slag­ge­vende rol speelde.

Fort, Punda, Willemstad, Curaçao, jaren dertig van de vorige eeuwe / foto privécollectie W.K.C. Antheunissen, Leiderdorp

      Diekmann was lid van het Nederlandse Korps Militaire Politietroepen (KMP). Zijn werk bracht hem  tussen 1935-1938 als commandant van de eilandelijke KMP-brigade op Curaçao. Hij verbleef daar met zijn vrouw en kinderen, waaronder Miep. Dit verblijf op het eiland liet niet alleen zeer tastbare sporen achter in Diekmanns werk: meer dan een dozijn jeugdboeken zijn gesitu­eerd op een Caribisch eiland.
      Ze kwam er na de Tweede Wereldoorlog nog vele malen en coachte opkomende jeugdauteurs van Aruba en Curaçao, begeleidde de opbouw van de eilandelijke uitgeverij Charuba, en becommen­tari­eerde op ei­genzinnige wijze de gewelddadige ‘revolte van mei ‘69’ op Curaçao. Kortom, wat begon met een kennismaking aan de rand van haar pubertijd, resulteerde in boeken als De boten van Brakkeput, Padu is gek, En de groeten van Elio, Marijn bij de lorredraaiers, De dagen van Olim en Een doekje voor het bloeden.

INGRIJPEND / Juist op Curaçao en onder invloed van verschillende factoren ver­scherpte haar opvoe­ding zich.  Haar vader dwong haar keuzes te leren maken. In de praktijk betekende dit ‘de wer­kelijkheid onder ogen durven zien’: niets verhullende politierapporten kon­den daarbij helpen. Het een en ander was confronterend en had ook fysieke consequen­ties. 
      Niet minder ingrijpend zouden de oorlogsjaren worden. Haar ouders scheidden en Miep zou ten dele bij haar vader opgroeien. Die werd echter opgepakt, als krijgs­gevangene in Polen ge­ïnterneerd, en na enige tijd weer vrijgelaten. Later werd hij ver­dacht van collaboratie, veroordeeld en uiteindelijk – vlak voor zijn dood in 1954 – enigermate gerehabiliteerd. In de verwar­ren­de samenloop van omstandigheden bracht ook Miep in 1945 ruim vier maanden in een detentiekamp door. Me­de door haar vaders lij­densweg duurde haar ‘oorlog’ tien jaar langer dan WO II. Het schrijven voor jongeren werkte in zekere zin ‘bevrijdend’: tegen de druk in je gedachten en gevoelens leren uiten. Ze debuteerde in 1947.

IJZEREN GORDIJN / De ervaringen met gevangenschap stuurden Mieps inspan­ningen om de beperkte vrijheid achter het IJzeren Gordijn te trotseren zonder mensen in levensgevaar te brengen. Vanuit het Westen werden auteurs en uitgevers in de socialistische Oost­bloklanden geholpen met tal van vertalingen, boek­pu­bli­caties én met financiële middelen. Vanwe­ge de schrijvers­belangenorganisatie PEN Inter­national speelde Miep in de jaren zeventig en tachtig een clandestiene rol.
      Dit kon eerst na ‘de val van de muur’ in Berlijn, in 1989, en de opvolgende ‘fluwelen re­volutie’ in Tsjecho-Slowakije kenbaar worden gemaakt. Na ruim vijf

Miep met naast haar haar collega-kinder- en jeugdboekenschrijver Dolf Verroen en rechts achter haar de beeldend kunstenaar Pien Hazenberg; foto © Aart G. Broek

tien jaar werd onthuld ‘who had been so kind to support so understandingly and in the most effec­tive way the oppressed writers,’ zoals een twintigtal auteurs in een dank­be­tuiging vanuit Tsjecho-Slowakije noteerden.
      De betrokken­heid van Diek­mann ging veel verder dan wat di­rect zicht­baar was geworden, nl. de pu­bli­catie in Nederland van vertalingen van (dis­sidente) auteurs uit socialistische landen. Het een en ander lijkt haar een flink dossier bij de toenmalige inlichtin­gen­dienst in Ne­derland te hebben gegeven, de Binnenlandse Veiligheids­dienst. Naar alle waarschijnlijkheid waren geheime diensten in het Oostblok evenzeer in haar geïnteresseerd. Geen eenvoudig bronnenmateriaal om te achterhalen.

BOTSEN / Het spanningsvolle karakter van de eerste kwart van haar leven werd nog ver­sterkt door de relationele dramatiek tussen haar vader en moeder. Die zorgde op es­sentiële momenten – on­der meer op Curaçao – voor gebrekkige geborgenheid. Dat versterkte specifieke persoonlijk­heids­ken­mer­ken van Miep. Haar eigen huwelijk hield maar enkele jaren stand, terwijl de kinderen uit dit huwelijk in de ‘con­currentie’ met haar schrijvers­car­rière het nodige aan geborgenheid zouden tekortko­men. Als zoda­nig vormde dit een venijnig contrast met haar taak­op­vatting als auteur. Die schrij­verscarrière zou bovendien voor nieuwe relaties en affaires meer dan eens een hin­dernis voor duurzaamheid blijken te zijn.
      Kortom, Diekmanns morele overtuiging komt onvermijdelijk in botsing met de wer­kelijkheid. De dekolonisatie, Koude Oorlog en de uitbouw van de verzorgingsstaat kenden on­navolgbare wendingen. Ideaal en werkelijk botsten niet alleen in de brede maat­schappelijke werkelijkheid maar evenzeer in haar eigen leven. Dit zorgt voor in­dringende ervaringen.

In het oog springt de ‘botsing’ tussen haar inspanningen om jongeren met haar literaire jeugdwerk te begeleiden op het maatschap­pelijke en persoonlijke vlak, terwijl in eigen gezinsverband dit op­mer­kelijk moeizaam verliep. Diekmann bepleitte een zelfstandige rol voor vrouwen in het maatschappelijk le­ven, maar moest daarvoor als moeder en in relaties wel een prijs betalen. Spanningsvolle ervaringen genoeg: de steun die ze politieke dissi­den­ten gaf en het verraad dat ze op haar pad tegenkwam; innemende collegialiteit die venijnig on­deruit gehaald blijkt te kun­nen worden.

BIOGRAFIE / Zo dringt als centrale vraag naar voren, hoe Miep Diekmann de dikwijls pijnlijke botsingen en spanningen kanaliseerde in haar leven, literaire werk en werk­zaam­heden. Een biografie zou daar een antwoord op moeten kunnen geven. Geen eenvoudige opgave, maar Diekmann is een biografie waard. Een beschrijving van haar leven zou menig lezer moeten kunnen boeien, niet alleen in Nederland maar ook aan de Caribische zijde van het Koninkrijk.

Enkele jaren terug begon ik aan onderzoek voor die biografie, op verzoek van Miep en met haar volle medewerking. Zij toonde zich bereid om spanningsvolle onderwerpen gedetailleerd te bespreken, toegang te verlenen tot relevant archiefmateriaal, en mij door te verwijzen naar belangrijke informanten die zij toestemming gaf en zelfs aanmoedigde om openhartig te spreken. Zodoende liet zij mij als biograaf kijken achter de façade die zij doelbewust over de jaren had opgebouwd. Dit zorgde voor een beduidend indringender en aantrekkelijker resultaat dan aanvankelijk voor mogelijk werd gehouden.        

Miep Diekmann en Aart G. Broek in de Haagse Kunstkring, mei 2013; foto Marijke Schweitz

   Miep en ik moesten echter constateren dat de vele gesprekken en de kennisname van – meer dan eens ook voor Diek­mann zelf – nieuw archiefmateriaal een belas­tende uit­werking hadden, waarvan de nodige slapeloze nachten nog de minste belasting vormden. Haar eigen voorstelling van zaken wijzigde aanzienlijk.
       Het opnieuw beleven van pijnlijke gebeurtenissen en gevoelens van zestig, zeventig jaar eerder was zowel een emotionele als fysieke opgave voor de dame die de negentig naderde en zelfs voorbij stapte. Kortom, het bleek niet verant­woord om met de voorgenomen vaart en intensiteit het onderzoek en schrijven invulling te geven. De praktijk vereiste een terugschakelen naar een lagere versnelling en weldra kwamen Miep en ik tot de conclusie dat de verdere ‘ontmanteling’ van de façade een te zware opgaaf voor haar was.
      Decennialang had Miep doelbewust aan image building gewerkt en beschermde het opgebouwde beeld als een waakhond. Een biograaf wil voorbij dat imago kijken. Dat deden we ook, maar dat bleek een uitputtingsslag. Enkele van die heikele ervaringen hadden we naar buiten gebracht. Het was genoeg voor haar en zodoende ook voor mij. Haar archiefmateriaal – zeven volle dozen – ging naar het Literatuurmuseum, Den Haag. Daar ligt het te wachten om over enkele [?] jaren te worden doorgenomen zodat er alsnog een biografie geschreven kan worden.

[*] In de aanhef van dit artikel wordt verwezen naar: Aad Meinderts, Erna Staal en Anne de Vries (red.), Ogen in je achterhoofd; Over Miep Diekmann. Den Haag/Amsterdam: Letterkundig Museum/ Leopold, 1998. 

Dolf Verroen bij de presentatie van de tekening die Pien Hazenberg van Miep Maakte, Den Haag, 2014; foto © Aart G. Broek

Dit bericht is geplaatst in biografie- & archiefbezorging, Nederlands-Caribische eilanden: verleden & heden, Nieuws met de tags , , , , . Bookmark de permalink.